fbpx
Nieuws

Van gas los moeilijker dan verwacht

Minster Kamp opent warmtenet Nijmegen

Ondanks grote ambities om ‘van gas los’ te gaan, hebben gemeenten moeite om op grote schaal warmtenetten te realiseren in de gebouwde omgeving. Vooral bij bestaande woningen en gebouwen stokt de voortgang. De oorzaken hiervan liggen met name in het gebrek aan wettelijke armslag die gemeenten hebben om zaken af te dwingen. Ook kunnen commerciële warmtebedrijven nog geen aantrekkelijke tarieven bieden. Dit blijkt uit een onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL).

PBL onderzocht tien gemeenten waar al een warmtenet is of waar vergevorderde plannen zijn om er een aan te leggen: Ede, Purmerend, Amsterdam, Breda, Groningen, Leiden, Dordrecht, Nijmegen, Utrecht en Delft.

Nieuwbouw

Gemeenten hebben alleen voor nieuwbouwlocaties een ‘hard’ instrument om woningen en gebouwen op een warmtenet aan te sluiten: het zogenaamde warmteplan. Hierin bepalen gemeenten welk distributienet er in een bepaald gebied moet worden aangelegd, hoeveel aansluitingen er moeten zijn en hoe energiezuinig en milieuvriendelijk deze moeten zijn.

Toch zetten gemeenten dit middel niet altijd in, om uiteenlopende redenen. Bijvoorbeeld om projectontwikkelaars niet af te schrikken, om het warmtebedrijf niet te bevoordelen of vanwege vermeend gebrek aan draagvlak onder de inwoners.

Bestaande bouw

De successen die er zijn bij de bestaande bebouwing, worden vooral geboekt bij grote gebouwen, zoals kantoren en scholen en bij flats met blokverwarming van woningcorporaties. Deze flats vormen slechts een bescheiden deel van de totale woningvoorraad. Verenigingen van Eigenaren vormen een moeilijker aanspreekpunt dan woningcorporaties en flats waarin de woningen een eigen cv-ketel hebben zijn veel duurder op een warmtenet aan te sluiten dan flats met blokverwarming. Eengezinswoningen vormen een nog moeilijkere markt, omdat de onderlinge afstanden tussen de woningen groter zijn en ze vaak in particuliere handen zijn.

Marges

Om de woning- en gebouweigenaren met meer succes te kunnen verleiden over te stappen naar een warmtenet, zou het tarief ervan duidelijk onder dat van een gasaansluiting (ofwel het Niet-Meer-Dan-Anders of NMDA-tarief) moeten liggen. Commerciële warmtebedrijven kunnen zich dat doorgaans niet veroorloven, aangezien zij grotendeels zelf moeten opdraaien voor de (hoge) kosten van het aanleggen en onderhoud van de infrastructuur. In acht van de tien onderzochte gemeenten wordt dan ook het NMDA-tarief gehanteerd. De warmtebedrijven die hier daadwerkelijk onder zitten – HVC in Dordrecht met 5 procent en Warmtestad in Groningen met zelfs 15 procent – zijn nutsbedrijven met lagere rentabiliteitseisen.

Een structurele oplossing zou zijn dat de kosten voor warmtenetten – net als bij gas- en elektriciteitsnetten het geval is – gesocialiseerd zouden worden, oftewel omgeslagen zouden worden over alle Nederlandse huishoudens, zoals nu bij gas- en elektriciteitsnetten het geval is. Dit uiteraard op voorwaarde dat warmtenetten alleen worden aangelegd in gebieden waar ze het meest kosteneffectieve alternatief voor een gasnet vormen. Op andere plekken kan een all electric oplossing (forse isolatie en warmtepompen) of groen gas het meest kosteneffectief zijn. Verder is het belangrijk dat gemeenten meer bevoegdheid krijgen om vervanging van oude door nieuwe gasleidingen tegen te houden.

Verduurzaming warmtebronnen

De huidige bronnen van stadswarmte – elektriciteitscentrales, afvalverbrandings- of biomassa-installaties – leiden tot een CO2-reductie van ‘slechts’ 45 tot 60 procent ten opzichte van verwarming met HR-ketels. Gemeenten hebben maar een beperkt invloed op warmtebedrijven om over te schakelen naar meer CO2-vrije of -arme warmtebronnen. Dat verandert natuurlijk als een gemeente zelf – alleen of met een partner – een warmtebedrijf opzet, zoals in Groningen is gebeurd. Dit is echter een kostbare zaak en er is geen garantie dat het ook daadwerkelijk lukt.

De rijksoverheid zou kunnen faciliteren dat meer CO2-vrije of -arme warmtebronnen binnen het bereik van warmtebedrijven komen. Gemeenten zouden de middelen en instrumenten kunnen krijgen om warmtebedrijven er toe te bewegen of – indien nodig – te dwingen om daadwerkelijk op dergelijke warmtebronnen over te stappen.

Bindende afspraken

Op dit moment is het geheel aan gemeenten zelf of en hoe ze naar een CO2-neutrale woningvoorraad willen streven. Het ambitieniveau daarbij verschilt sterk per gemeente. Als de rijksoverheid wil dat op termijn de hele gebouwde omgeving CO2-neutraal is, moeten er met alle gemeenten individuele, bindende afspraken worden gemaakt.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.