
De provincie Limburg, Bouwend Nederland, LWV, Uneto-VNI en een aantal Limburgse woningcorporaties hebben een convenant ondertekend om meer ruimte te geven aan samenwerking in de bouwketen
Het convenant moet binnen een jaar leiden tot concrete projecten waar ketenintegratie wordt toegepast en gemeten. Het convenant heeft een looptijd tot eind 2014 en moet publiek-private samenwerking (pps) bevorderen en de nadruk leggen op een prestatie in plaats van een kostengestuurde inspanningsverplichting van uitvoerende partijen.
Met het convenant geven de overheid, de bouwsector en vastgoedbezitters een antwoord op de veranderende vraag van klanten, eindgebruikers en de maatschappij. Dankzij de afspraken ontstaat meer ruimte voor innovatie en procesverandering binnen de keten. Centraal daarbij staat het delen van kennis en ervaring in projecten en het leren van andere sectoren. Hierdoor kunnen faalkosten worden gereduceerd, en kwalitatief betere gebouwen worden opgeleverd. Een stuurgroep gaat zich bezighouden met de bewaking en monitoring van het convenant. In een uitvoeringsprogramma worden vergaande afspraken over de sectorbrede samenwerking vastgelegd.
Professionalisering
Om de doelstellingen van het convenant te realiseren, investeren de partners in verdere professionalisering. Hiervoor worden speciale masterclasses opgezet die worden gesubsidieerd door de provincie Limburg. Ook brengen de ondertekenaars best practices in kaart en benoemen zij belemmeringen die innovatie in de weg staan. Het opleiden van mensen staat centraal. Om de huidige ontwikkelingen in de sectoren te borgen worden eveneens verbindingen gelegd met onderwijsinstellingen.
Nieuwe contractvormen
Onderdeel van het convenant is het stimuleren van publiek private samenwerking in het kader van ketenintegratie. In het uitvoeringsprogramma wordt de komende periode veel aandacht besteedt aan de veranderende rol van opdrachtgevers. Daarbij is een belangrijke rol weggelegd voor de provincie Limburg. In het kader van het convenant worden ook nieuwe contractvormen als PPS en DBFMO geanalyseerd en eventueel verbeterd. Om innovatie te bevorderen, worden projecten niet op basis van initiële kosten aangegaan, maar zijn de kosten gedurende de gehele levensduur het uitgangspunt.