Eind 2011 bezaten ruim 2 miljoen woningen een energielabel. Dat is ruim een kwart meer dan eind 2009. Dit meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek
Van de woningen met een energielabel is 90 procent een huurwoning en bijna 10 procent een koopwoning. Het aantal koopwoningen met een energielabel is in twee jaar weliswaar flink toegenomen, maar is al met al nog steeds relatief gering. Vanaf 1 januari 2013 kunnen koopwoningen niet meer wisselen van eigenaar zonder energielabel.
Minst zuinig
Woningen met een energielabel die gebouwd zijn tussen 1945–1959 hebben vaak het onzuinige label met de letter E, F, of G, zo becijfert het CBS. Na de Tweede Wereldoorlog was er een groot tekort aan woningen. Omdat er veel en snel gebouwd moest worden, stond de kwaliteit van de bouw onder druk.
De grootste aantallen woningen met een onzuinig energielabel zijn gebouwd in de jaren 1960–1970. In die periode was het woningtekort nog niet opgelost. Veel bouwen was belangrijker dan zuinig bouwen. Ruim 202 duizend woningen uit deze bouwperiode hebben een onzuinig label gekregen. Dat is een derde van alle woningen met een onzuinig energielabel.
Jaren 80
Woningen die gebouwd zijn vanaf de jaren 80 zijn steeds energiezuiniger. Woningen met onzuinige energielabels komen dan bijna niet meer voor. Sinds die tijd is dak-, gevel- en vloerisolatie standaard in nieuwbouwwoningen aanwezig en vanaf 1994 dubbelglas. De laatste jaren zijn steeds meer huurwoningen zuiniger gemaakt. Op basis van het energielabel kunnen namelijk huurpunten worden verstrekt die van invloed zijn op de huurprijs. Bij te koop staande woningen is een zuinig energielabel momenteel een exclusief verkoopargument.
Flevoland
De provincie Flevoland heeft met 21 procent de meeste energiezuinige woningen (energielabel A of B). De verklaring hiervoor is volgens het CBS dat er in deze provincie veel nieuwe woningen zijn gebouwd, met name in Almere. In Friesland staan relatief veel onzuinige woningen. Bijna 40 procent van de woningen heeft daar een onzuinig energielabel.
