Pagina 44 van: Installatie en Sanitair – nummer 3 – 2019

Natuurlijk, de cijfers van de jaarlijk-se benchmark van accountants- en
advieskantoor Rühl Haegens Molenaar
zien er goed uit. De gemiddelde winst
in de installatiebranche is in 2018 met
maar liefst 29 procent gestegen ten
opzichte van het jaar daarvoor. Maar
accountant Stefan van Maasakkers van
dit kantoor zet daar ook een kritische
kanttekening bij. “Want in de achter-
hoede blijft het lastig. Bedrijven die
het minst verdienen komen uit op een
schamele winst van 1,20 euro per pro-
ductief montage-uur. Terwijl de koplo-
pers 13,70 euro per uur winst maken.
Bij die eerste groep hoeft er maar iets
te gebeuren of ze krijgen het moeilijk.
Installateurs uit die groep hebben ook
geen enkele buffer opgebouwd.”
Rühl Haegens Molenaar heeft zich
onder andere gespecialiseerd in de
installatiebranche. De benchmark 2018
is uitgevoerd onder zo’n tachtig instal-
lateurs en geeft dus een goed inzicht
hoe de branche er op dit moment
voorstaat. Bij de benchmark worden de
klanten onderverdeeld in drie groepen:
de koplopers (de beste 20 procent),
het peloton en de bus (de 20 procent
minst verdienende bedrijven). Door
deze wielertermen te gebruiken zijn de
cijfers onderling beter met elkaar te
vergelijken.
De achterhoede
Wat opvalt is dat de omzet van de
bedrijven die minder goed preste-
ren even hard stijgt als die van de
koplopers. “Maar hun rendement
ligt dus veel lager”, zegt Stefan van
Maasakkers. “Wat je ziet is dat ze in de
achterhoede eigenlijk aan het overleven
zijn. En vaak druk zijn met de verkeerde
dingen. Met randzaken en problemen
oplossen. Terwijl de focus op de projec-
ten hoort te liggen. Oftewel, het kiezen
van de juiste klanten, het zorgen voor
een goede voorbereiding en het reduce-
ren van de faalkosten.”
Installateurs die een goede omzet
draaien, maar een matig resultaat
behalen, raadt Stefan van Maasakkers
aan om het eens een jaartje wat rus-
tiger aan te doen. “Af en toe nee zeg-
gen, betekent minder omzet en minder
werk. Maar dan houd je wel meer tijd
over om je bedrijf beter te organise-
ren. De hoogte van je omzet is ook niet
belangrijk. Het gaat erom wat je onder
de streep verdient.”
Is dit het hoogtepunt?
De benchmark 2018 heeft als titel ‘Is
dit het hoogtepunt?’ meegekregen.
Volgens het rapport is het grootste zor-
genkindje van de installatiebranche de
kostprijs. Dit wordt vooral veroorzaakt
door de stijgende loonkosten van eigen
en ingeleende medewerkers. Afgelopen
jaar steeg de kostprijs ook al met 5 pro-
cent, maar dat kon destijds nog worden
opgevangen door de economische groei
en de hogere verkoopprijzen die daaruit
voortkomen.
Stefan van Maasakkers daarover: “In
januari is de cao met 0,31 procent ver-
Wie maakt er verlies?
Ondanks de economische hoogconjunctuur kampt toch nog
zo’n 4 procent van de installatiebranche met een verlies
in 2018. De twee jaren daarvoor was dat respectievelijk
14 en 7 procent. “Dit baart toch wel zorgen”, zegt Stefan
van Maasakkers. “Vooral omdat die groep ook geen buf-
fer heeft en een volgende periode waarin het economisch
minder is, dus lastig kunnen opvangen.” Rühl Haegens
Molenaar heeft in de benchmark van 2018 ook voor het
eerst gekeken naar het werkkapitaal. Daaruit blijkt dat de
koplopers hun crediteuren gemiddeld in 26 dagen betalen,
terwijl de 20 procent minst verdienende bedrijven dat pas
na 53 dagen doet. Eveneens een bevestiging dat die groep
weinig buffer heeft. Op Installatie.nl leest u elke maand
een blog van Stefan van Maasakkers.
44 installatie en sanitair | nummer 3 mei 2019
ondernemen | onderzoek | TeksT: PeTer Besselink | illusTraTie: Tony TaTi , foTo: rühl haegens Molenaar
goede winst,
kostprijs is zorgenkind
De installatiebranche staat er goed voor.
Zo blijkt uit de benchmark 2018 van
accountants- en advieskantoor Rühl Haegens
Molenaar onder tachtig installateurs. Maar
Stefan van Maasakkers van dit kantoor
waarschuwt voor teveel optimisme gezien de
stijgende kostprijs. “Is dit het hoogtepunt?”
is dan ook de vraag.
44-45_benchmark.indd 44 15-04-19 15:50