H
et moet anders. Maar hoe? Trainer-consultant Jan-
Dirk van de Laar van LearningWaves ziet veel dga’s in
de bouw en techniek die op dit punt zijn aangekomen.
an de aar e voelen haar n aan dat ze het niet meer
gaan redden op de oude manier en dat ze de kracht van de
werkvloer beter moeten benutten. Maar hoe pakken ze dat
aan? Hoe kunnen ze medewerkers meer betrekken in de
strategische keuzes en toch de regie houden? Van die vraag
liggen ze wakker.”
Vroeger had de directeur alle kennis in huis. Hij kon de lijnen
uitzetten en de lakens uitdelen. Maar zijn rol is veranderd.
En de bouwketen is veranderd. Het werk- en denkniveau
schuift op van mbo naar hbo. De nieuwe generatie is vaak
Veel installatiebedrijven worden klassiek geleid en gaan
er prat op een ‘platte organisatie met korte lijnen’ te
hebben. In de praktijk betekent dit: de alwetende
directeur zegt wat er moet gebeuren en de medewerkers
doen wat er gevraagd wordt. Modern werkgeverschap
vraagt echter meer in de veranderende bouwketen,
waarin installateurs steeds vaker de regie hebben. Wat is
modern leiderschap? Hoe word je een lerende
organisatie? Welke mensen passen daarbij?
Nieuwe generatie vaak
hoger opgeleid dan dga
Leiderschapstype 1: Vriendelijke bullebak
In de (turn)sport zien we ze nog wel: bullebakken die hun pupillen met dwang en intimi-
datie proberen op te poken tot grote hoogte, als het kan tot boven de sneeuwgrens. Daar
is het koud en kil. Een luisterend oor is ver te zoeken. Gelukkig is dit type bullebak in het
bedrijfsleven vrijwel verdwenen. Edoch, de vriendelijke variant, die neigt naar ‘autori-
tair en directief’, komt relatief veel voor in de technische branche. ‘Niet lullen maar
poetsen’ is de tegeltjeswijsheid waarmee de vriendelijke bullebak zijn bedrijf pleegt te
runnen. Hij doet het met een glimlach, dus af en toe lullen is oké. Zijn medewerkers voe-
len zich daar prima bij. “Deze leiderschapsstijl werkt nog best goed bij veel traditioneel
geleide bedrijven”, aldus Theo Ockhuijsen van BimPuls. “In zulke organisaties zien we
weinig eigen initiatief op de werkvloer. De medewerkers vinden het prettig als de baas
zegt wat er moet gebeuren. Ze zijn het gewend en hebben het nodig om tot productie te
komen. Dat kan heel goed hoor. Maar er kleeft één gevaar aan. De kans bestaat dat dit
type leider ja-knikkers om zich heen verzamelt. En dat is nooit goed voor een organisa-
tie. Er moet wrijving zijn. Tegengestelde meningen zijn altijd nodig.”
nr.7 | november 2020 55
54-55-56_bazenenleiders.indd 55 02-11-20 13:07